Kademuren en damwanden compenseren

Veel wateren zijn de afgelopen decennia aangepast aan eisen voor scheepvaart en veiligheid. Rivieren zijn ingekaderd en bochten zijn eruit gehaald. Veel harde, stenige oevers en kades zijn het resultaat. De waterveiligheid ging door deze harde oevers en kades omhoog, maar de ecologische kwaliteit ging juist achteruit.

Om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren, brengen we de oevers en kades waar mogelijk terug in hun natuurlijke staat. Dit kan niet overal. Op sommige plekken, zoals bij havens en in stedelijk gebied, blijven harde oevers en kades noodzakelijk. Waar harde structuren over grote lengtes aanwezig zijn, creëren we voor planten en dieren zo natuurlijk mogelijke omstandigheden. We passen deze maatregelen dus alleen toe als er geen ruimte is voor andere, natuurlijke oplossingen.

Er zijn verschillende manieren om ontbrekend leefgebied te creëren in wateren met harde oevers en kades. Voorbeelden van maatregelen zijn het in het water leggen van dood hout en de inrichting van de (voor)oever natuurlijker maken. Als dat niet kan, kunnen we oever- en kadebekleding aanbrengen en hangende structuren zoals touwen aan steigers en drijvende objecten bevestigen. De maatregelen die we hiervoor nemen bestaan voornamelijk uit het creëren van een zo natuurlijk mogelijke leefomgeving voor opgroeiende vis. Dit kunnen verschillende soorten kooien zijn, die een veilige haven zijn voor vislarven en jonge vis. Deze beschermen de jonge vis tegen aanvallen van roofvissen. De kooien worden gevuld met zo natuurlijk mogelijk materiaal zoals oester- en mosselschelpen. Daaraan kunnen allerlei organismen groeien als ideale voedselbron voor de vislarven.

Daar waar we harde oevers niet kunnen verzachten, zorgen we voor een geschikte leefomgeving voor planten en dieren. Hieronder geven we voorbeelden van innovatieve maatregelen die we toepassen.

De visvriendelijke damwand wordt toegepast bij de klassieke, bestaande stalen damwanden die Rijkswaterstaat veel heeft toegepast langs kanalen, bruggen en sluizen. Het vervangen van de damwanden door schanskorven is te kostbaar, daarom is een alternatief bedacht. Damwanden zijn niet recht, maar hebben een golvende vorm. Er wordt een stevig raster aangebracht op de plek waar de damwand naar binnen buigt. Dat raster wordt aangebracht van de kanaalbodem tot (net) boven de waterlijn. De ruimte die daarachter ontstaat wordt voor een deel gevuld met substraat (hout en schelpen). In het substraat groeien dan weer de vislarven op en in de jonge, jeugdige fase kan de vis verblijven boven het substraat.

Een vissenbos bestaat uit een dubbele rij palen die is opgevuld met takken. Tussen die takken zijn holtes waarin vis zich kan verschuilen. Kleine holtes bieden vooral beschutting voor jonge vis, terwijl grotere vis zich beter tussen dikkere takken en in grotere holtes kan verschuilen. Vissen vinden in en rondom vissenbossen ook veel voedsel. Ook aan damwanden kunnen takkenbossen onder water worden bevestigd.

Drijvend groen zijn matten die op het water drijven die begroeid zijn met oever- en moerasplanten. De wortels van de moerasplanten groeien door de matten heen het water in. Zo bieden ze beschutting voor het onderwaterleven. Dit is een ideale leefomgeving voor slakken, insectenlarven en andere waterdiertjes. Het drijvend groen verbetert niet alleen de waterkwaliteit; het zorgt er ook voor dat het gebied een groenere uitstraling krijgt.

Vis, macrofauna en plantensoorten die hier van oorsprong thuishoren, krijgen een kans om  zich stabiel te ontwikkelen en op te groeien in een gebied dat in de basis onvriendelijk is voor deze soorten. Daarnaast zorgen de geplaatste constructies voor extra leefgebied doordat planten en dieren zich aan de buitenkant aan de constructies hechten. Zo ontstaat een natuurlijker evenwicht in de levensgemeenschap.

Voor het vullen van de hutten, wanden en korven met substraat wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van natuurlijke materialen zoals gekapte bomen en (snoei)afval dat vrijkomt bij regulier onderhoud. De industriële, visonvriendelijke omgeving wordt weer een stukje leefbaarder. De maatregelen gaan na aanleg zo’n dertig jaar mee, zonder veel noodzakelijk onderhoud.

Cookie-instellingen